Kijken naar een werk van Carina Schüring is als verdwalen in een onbekend landschap. In eerste instantie word je getroffen door een leegte, of beter door een onbekendheid. Je ervaart kleuren, vlakken, texturen en lijnen. Er begint een vermoeden te spelen dat je het zou moeten herkennen. Je kent die plek toch, of dat beeld? Maar doordat alles met zo’n hoge concentratie is weergegeven, kun je niet vertrouwen op je eigen vermogen hoofd- en bijzaken te scheiden. Je ervaart eenzelfde intensiteit in alle details, elk deel van het schilderij is met een enorme precisie beroerd.
Dan, langzaam, begint het landschap zichzelf bloot te geven. Is het wel een landschap? Is die lijn niet eerder de ruggengraat van een figuur? Is die schaduw geen hand? Is die horizon niet de scheidingslijn tussen een boven- en onderlip? En dan kruipt het onder je huid, dan wil je het begrijpen.
Weinigen kunnen zichzelf zo in verbinding brengen met hun werk als Carina Schüring. Hoe ver de abstractie ook is doorgezet, haar werk gaat over verhoudingen, of beter misschien relaties, tussen mensen en mensen en mensen en dingen: Leven versus dood, planten versus water versus rotsen, stilte versus geweld. Haar werk heeft niet zozeer als doel een verhaal te vertellen, maar veel meer om een moment te laten ervaren. Een moment in al zijn gelaagdheid en met al zijn mogelijke oplossingen. Het kijken zelf levert daarbij de emotionele sleutel. Die leegte daar onder die arm, wie is daar weg? Wie is daar zo aanwezig, door juist niet te zijn afgebeeld? Ben ik het zelf? Al kijkend verdwaal ik en al kijkend vind ik mezelf terug. De leegte vult zich, vult zich met betekenis, steeds opnieuw.